Mensen aan de Merwede: Kees Osseweijer

30 september 2012 om 00:00 Nieuws

GORINCHEM - Sommige gebeurtenissen blijven een mens zijn leven lang bij. Kees Osseweijer, nu woonachtig in de binnenstad van Gorinchem, maakte als zesjarig ventje de watersnoodramp in Zeeland mee. ,,Wat me nog het meest bijstaat is dat plotsklaps alles anders was. Wat je kent, is weg.’’

Kees groeit op als tweede in een gezin van drie kinderen. ,,Mijn familie bestaat uit echte Flakkeeërs. Ik heb de stamboom nagetrokken tot 1670. De familie van mijn vader bestond uit boeren en handwerklieden. Mijn moeders familie heb ik nog niet zo ver na kunnen trekken, maar komt in ieder geval uit Zeeuws-Vlaanderen.’’

In 1954 verhuist het gezin naar de Noord-Oostpolder. ,,De watersnoodramp droeg bij aan dat besluit. Mijn ouders handelden in landbouwproducten en bouwden er een bestaan op. Ik kwam terecht in de tweede klas. Ik was gelukkig geen uitzondering als boerenjochie, want veel mensen uit het rampgebied vestigden zich daar. Ik herinner me dat mensen die veel waren kwijtgeraakt, voorrang kregen.’’

Kees maakt de watersnoodramp mee als hij zes jaar is, bijna zeven. Hij ziet het leed door de ogen van een kind. ,,Wat me nog het meest bijstaat is dat plotsklaps alles anders was. Wat je kent, is weg. Als kind grijpt de emotie je erg aan. Ik zat boven op zolder en hoorde mijn oom en zijn schoonmoeder huilen om de dood van mijn tante en nichtjes.’’

Toevluchtsoord

De 66-jarige Kees staat op en loopt naar de gang, waar een schilderij ophangt van zijn ouderlijk huis. ,,Het werd een toevluchtsoord, want ons huis stond op dijkniveau, zo’n negen meter hoger dan de polder.’’ Hij maakt een golvende beweging met zijn hand. ,,Het water spoelde over de dijken heen. Heel veel huizen zijn daardoor ingestort. Gelukkig had mijn vader zandzakken aan de voorkant van het huis neergelegd. Als hij dat niet had gedaan, had het water de fundering weggeslagen en waren de muren ineengestort.’’

Veel lokale historici hebben boeken over de watersnoodramp gemaakt. Kees heeft er aanzienlijk wat verzameld. Hij pakt er één uit de kast en zoekt zijn geboortedorp - Den Bommel - op. Onderwijl komt hij foto’s tegen van zijn toen overleden tante en twee nichtjes. ,,Eén was van mijn leeftijd en de ander net een half jaar.’’ Kees zucht en slaat de bladzijde om. Hij wijst een plaatje aan van het huis van zijn opa en oma, die naast de familie woonden. De muren zijn volledig weggeslagen. Zijn grootouders waren op dat moment al bij hen in huis. ,,De tweede vloed heeft ontelbaar meer slachtoffers gemaakt dan de eerste. De huizen waren verzwakt en konden een tweede klap niet aan.’’

Kees herinnert zich de beraadslagingen van de eerste dag. ,,Iemand opperde een vlot te bouwen. Nou, dat idee vond ik wel aantrekkelijk. Het avontuur trok me aan, als kind zag ik het gevaar totaal niet.’’

Het huis van de familie Osseweijer stond eenzaam overeind in het landschap. ,,In feite leef je op een eilandje, want na een paar honderd meter waren de dijken weggeslagen. We waren afgesloten van de buitenwereld.’’ De kleine Kees komt pas na twee dagen weer buiten. ,,We liepen de dijk op. Er lag een berg wrakhout met van alles ertussen. Ik zag een hobbelpaard en een voetbal, die ik wel wilde hebben, maar ik mocht ze niet pakken van mijn vader.’’ Het is bekend dat na een aantal dagen verschillende levenloze lichamen aanspoelden. ,,Tussen de verdronken dieren lagen ook mensen. Gelukkig heb ik dat nooit gezien.’’

Zijn vader en oom echter wel. Weken later, toen de polder weer droog gevallen was, vonden zij de gehavende lichamen van Kees’ tante en haar dochtertjes in een sloot. ,,Ze herkenden haar enkel aan de jas die ze droeg. Dat aanzien heeft mijn vader zijn leven lang achtervolgd.’’ Het trieste van het verhaal is dat het gezin overvallen werd door het water, onderweg naar het ouderlijk huis van Kees. ,,Ze hadden beter thuis kunnen blijven, want hun huis stond er nog na afloop. Dan hadden ze het allemaal overleefd. Nu werden ze op een paar honderd meter verrast en door het water naar binnen gesleurd.’’

De ramp is Kees altijd bijgebleven. ,,Aanvankelijk werden de herinneringen aan die tijd weggestopt. Er werd niet veel over gepraat. Het was überhaupt niet gebruikelijk om over emoties te praten in die omgeving.’’ Jaren later komen de herinneringen wel los. ,,Ik heb veel gevraagd aan mensen die het hadden meegemaakt. Toen ik ouder werd heb ik mijn zoektocht naar verhalen geïntensiveerd. Ik wilde een overzicht creëren van de gebeurtenissen.’’

Eigen belang

Kees wijst op een kaart van het gebied. ,,Achteraf gezien hoefde het niet zo erg te worden. Het water schuurde een gat in de dijk. De desbetreffende dijkgraaf sommeerde het gat open te laten, zodat het water uit de polder later weer terug kon stromen. Een verkeerde beslissing, want het ergste moest nog komen.’’ Volgens Kees handelde de dijkgraaf in eigen belang. ,,Hij bekommerde zich eerder om zijn grond, dan om de mensen die er woonden. Maar goed, dat weet je later pas.’’ Dit gegeven is verwerkt in de musical 1953 (liep van februari tot juni vorig jaar) waar Kees intensief aan meewerkte. ,,Het is een fantasieverhaal met waargebeurde elementen.’’ Kees las het script en checkte de feiten. ,,Je kunt zo’n emotioneel stuk alleen brengen als het ethisch verantwoord is. Je moet integer en vertrouwelijk met de informatie omgaan.’’ Menig bezoeker van de musical reageert emotioneel. ,,Thuis werd er niet over gepraat. Door deze kunstuiting blijkt dat daar wel behoefte aan was.’’

Kees is als naoorlogs kind altijd geboeid door historie. Hij werkt daarom mee aan het behouden van de werken van J.W. Ooms - een Alblasserwaardse schrijver en schilder - en het bevorderen van de bekendheid daarvan, en zit in het bestuur van de stichting Boerderij Gijbeland, een multifunctionele historische boerderij met huurders in de sociaal-culturele sector. Kees, die jaren heeft gewerkt in de financiële branche, maakt zich bovendien nuttig als vrijwilliger bij Slachtofferhulp. ,,Het is ontzettend dankbaar werk, maar je moet kunnen omgaan met menselijk leed.’’ Kees zijn ervaringen in 1953 helpen hem daarbij. ,,Ik vind het interessant wat mensen kan overkomen. Die fascinatie heeft denk ik zijn oorsprong gevonden op zesjarige leeftijd.’’

Toevallig bezocht Kees vorige week nog het Watersnoodmuseum in Zeeland. ,,Ik ben lid van de Vrienden van het Watersnoodmuseum. Zij hebben een nieuw project gericht op orale historie. Zo probeer je de geschiedenis levend te houden.’’ Kees probeert zijn omgeving warm te maken voor geschiedenis. ,,Soms tot het irritante toe’’, zegt hij schuldbewust. ,,Ik kan me er erg over opwinden als mensen het oude zooi vinden. Je kunt er namelijk zoveel van leren. Geen heden en toekomst, zonder geschiedenis.’’

advertentie
advertentie