‘Op die leeftijd vind je het spannend’

30 januari 2013 om 00:00 Nieuws

SLIEDRECHT - ,,Je zag geen gevaar, want je was op avontuur!’’ Sliedrechters Arie Rikkers, Jo Groenewegen, Arie Batenburg en Wim Hofman vertellen over hun belevenissen tijdens de watersnoodramp in 1953, nu zestig jaar geleden. Gezeten in de bestuurskamer van het Nationaal Baggermuseum aan de Molendijk halen de vier mannen herinneringen op. ,,Communicatie was er niet. Je moest wel de straat op om iets te weten te komen.’’

Door Annika Both

Jo Groenewegen, nu 78, was net 18 ten tijde van de Watersnoodramp in 1953. Op zaterdag 31 januari dat jaar liep hij op de Kerkbuurt, op meidenjacht. ,,Maar het woei te hard, dus de meiden waren thuisgebleven. Daarom gingen we maar naar de Bios.’’ Jo woonde buitendijks aan de Tolsteeg. Het gezin was gewend aan de wateroverlast, want het huis liep meerdere malen per winter iets onder. Bij thuiskomst ontdekte Jo echter dat het water al hoger stond dan normaal, en het nog steeds stijgende was. ,,Ik moest van mijn moeder een Keulse pot uit het onderhuis halen. Ik waadde tot aan mijn middel door het water. Ik heb toen mijn eerste borreltje van mijn moeder gehad, om warm te blijven.’’ Jo is van nature geen stilzitter en hij bleef dan ook niet lang thuis. Hij schoot de dijk op, op onderzoek uit. ,,We zagen een vrachtwagen met strobalen rijden. Uiteindelijk hebben we die aangehouden en later ook een wagen met zakken zand. Met dat materiaal konden we de huizen stutten en de dijken verzwaren.’’

Jo trok er verder op uit. ,,Bij het fietspad op de grens van Sliedrecht en Giessendam was de dijk doorgebroken. Het was ter hoogte van het nieuwe huis van Van de Grijp, dat net werd gebouwd. We pakten de opgestapelde bakstenen en stortten die in het water, in de hoop dat dat het gat enigszins zou dichten. Het hielp niet, alles spoelde weg. Zondagmiddag liet men er een schip in zakken.’’ Jo verklaart waarom hij op pad ging in het noodweer. ,,Communicatie was er niet. Veel mensen hadden geen radio en geen telefoon. Je moest wel de straat op om iets te weten te komen.’’ Hij geeft een voorbeeld van de, zelfs plaatselijke, slechte communicatie. ,,Op Papendrecht was de dijk op Noordhoek doorgebroken, net voor de werf van Kloos. Niemand wist dat. In de veronderstelling dat het veiliger was hebben ze de boerderijdieren van het Westeind de Matena opgestuurd. Daar zijn de meeste dieren verdronken. Het was één grote watervlakte.’’

In hetzelfde jaar vertrok Jo als leerling-machinist voor Hollandse Aanneming Maatschappij (de HAM) naar de baggerwerken op de Zuid-Hollandse eilanden. Hij zag de ravage in Oude Tonge, maar: ,,Het drong niet tot me door. Ik stelde dat de mensen daar simpelweg pech hadden gehad. Later ben ik naar het museum in Ouwerkerk geweest. Ik kon wel janken. Er zijn 1821 mensen verdronken.’’

Arie Batenburg was 14 jaar oud in het jaar van de watersnoodramp. Ook hij liep op straat. ,,We brachten de koeien, als er een touw aanzat, naar de Julianaschool en de Industrieweg.’’ Remco van de Ven, medewerker van het Baggermuseum, herkent het verhaal. ,,Ik was 9 jaar oud en mocht van mijn moeder helpen als een vriendje op me zou passen. Ik kreeg een wilgentak in mijn handen om de jonge pinken de juiste kant op te krijgen. Mijn moeder had me in verband met het grauwe weer een alpinopetje opgezet. Bij thuiskomst liep het bruin langs mijn wangen en had mijn haar dezelfde kleur als het petje.’’

Arie vervolgt zijn verhaal. ,,Bijna de hele klas van de ambachtsschool mocht op de vrachtwagen naar Papendrecht, waar de dijk doorgebroken was. Toen wij waren geweest mochten de grotere kinderen. Er zijn zelfs kasseien uit de Stationsstraat gepakt om het gat te kunnen dichten.’’ Uit zijn vertelwijze blijkt het kinderlijk enthousiasme van toen. ,,Het was leuk, spannend!’’

Arie Rikkers, van oorsprong Hardinxvelder, maar nu alweer jaren woonachtig in Sliedrecht, vult hem aan. ,,Je zag geen gevaar, want je was op avontuur!’’ Dan, ernstiger: ,,Ik hoop dat je het nooit meemaakt. Mijn zus woonde buitendijks in Hardinxveld-Giessendam, wat nu de Peulenstraat-Zuid heet. De kopjes rinkelden in de keukenkastjes toen ik binnenkwam in het huis. Ik veroorzaakte al lopend golven in het water, vandaar.’’

Rikkers ging op de bewuste avond in 1953 ook naar de Bios. ,,Alleen, want mijn verkering was net uit. Ik kwam ’s avonds om 23.30 uur thuis, toen was er nog niets aan de hand. Tot mijn verbazing waren mijn ouders nog wakker. Op de radio hadden ze gehoord dat een groot deel van Zeeland onder water stond. We gingen naar bed en mijn moeder adviseerde mijn kleren bij de hand te houden. ‘Je weet maar nooit’, zei ze. ’s Ochtends hoorden we hoeveel mensen er verdronken waren. Ongelooflijk.’’ Een saillant detail: Rikkers kwam een zondagochtend mede tot de ontdekking dat hij werkelijk nét de doorbraak van de dijk tussen Sliedrecht en Giessendam was misgelopen. Ongeveer toen hij bij zijn ouderlijk huis aan de Nieuweweg aankwam, brak de dijk.

Rikkers werkte vanaf zijn veertiende in de baggerwerken en klom op van kok tot achterman en later tot schipper. ,,Ik werkte indertijd op een baggerschip in Den Helder. Het duurde een week voordat ik daar naar terug kon, omdat ik eerst heb geholpen. Zondag ging ik aan de slag op de kade bij Sliedrecht en maandag en dinsdag hielp ik mensen in Hardinxveld hun kluizen, verzekeringspapieren en andere waardevolle spullen uit huis te halen. In het winkeltje van Breurtje in de Muizenhof in Hardinxveld hebben we alles op planken gezet. Anders was hij alles kwijt geweest. Wat een ellende.’’

Wim Hofman vertrok op zaterdagavond 31 januari met zijn broers naar vriend Teus Nieuwendorp. Die was botenbouwer en woonde buitendijks. Het stijgende water dwong de jongens schotten voor de deur te zetten. ,,In de late uren riepen ze ineens: brand! Er was kortsluiting bij de buren. We vluchtten, want er was kans dat het oversloeg. We moesten door het water waden en waren daardoor dus kletsnat. Eenmaal thuis werd de linnenkast van mijn moeder leeggeroofd, want iedereen wilde droog goed aan.’’ Onderweg probeerden de jongemannen nog een vrouw in veiligheid te brengen. ,,Ze zat boven in huis en wilde haar boeltje niet verlaten. Uiteindelijk lukte het mijn broers haar te overtuigen en kwam ze de trap af. Helaas gleed ze uit en viel ze door het luik bij de voordeur. Ze werd gegrepen door de stroming en verdronk.’’ Hofman was simpelweg te jong om geschokt te zijn. De andere mannen aan tafel knikken vanwege de herkenning. ,,Op die leeftijd neem je kennis van het gebeurde en vervolg je je weg weer. Je beseft het niet.’’

Op een maandagmorgen hielp Hofman samen met zijn klasgenoten van de ambachtsschool in de Wilgenhof hun leraar meneer Buizerd. ,,We kropen onder de machines en haalden de elektrische bedrading naar boven. Van sommige machines moesten we de elektromotoren naar boven sjouwen.’’ Later in de week hielp Wim mensen hun spullen in veiligheid te brengen. ,,Er werd flink geroofd, dus het was dankbaar werk.’’

De mannen vertellen nuchter over hun belevenissen. Bijna schouderophalend. Batenburg legt uit: ,,Op die leeftijd was het voor ons eenvoudigweg spannend. Je was blij dat je erover mee kon praten. Pas ver na het gebeurde proefde je ergernis. Er is amper geld bij de gewone man terecht gekomen. En op latere leeftijd realiseer je pas hoeveel mensen er zijn verdronken.’’ Als schipper heeft Batenburg aan de Deltawerken meegewerkt. Daar is hij ontzettend trots op. Hij voelt dat hij Nederland een stukje veiliger heeft gemaakt. ,,Het is het mooiste werk waar ik ooit aan heb deelgenomen en ik heb er het meest geleerd. Ik ervaar het als kunststuk.’’

Het Nationaal Baggermuseum aan de Molendijk 204-208 presenteert van 19 januari tot en met 20 april de expositie ‘De Ramp, 60 jaar antwoorden en vragen’. Je ziet er onder andere hoe de watersnoodramp in 1953 voltrok, hoe Nederland er uit zou zien zonder dijken, en miniatuurweergaven van de Deltawerken. Voor meer info mail naar info@baggermuseum.nl of bel 0184-414166. Kijk ook op www.baggermuseum.nl.

advertentie
advertentie