Mediëvist Henk 't Jong over het ontstaan van 'Sclidreth'

21 april 2014 om 00:00 Lokaal nieuws

SLIEDRECHT - De aanwezigheid van de dorpen langs de Hollandse rivieren is te danken aan de door de graven van dit gebied gestimuleerde Grote Ontginning. Rond het jaar 1000 trokken kolonisten de woeste veengebieden langs de rivieren Rijn, Merwede en Maas in en begonnen daar met het graven van sloten en het opwerpen van dijken.

Tegen het midden van de elfde eeuw moeten er zo diverse dorpen hebben gelegen, bestaande uit lang gerekte stroken land, met op de kop een hoeve. Het oorspronkelijke, in 1064 genoemde Sliedrecht lag tegenover het huidige dorp, aan de zuidoever van de Merwede. Die rivier lag vol zich verplaatsende zandplaten, slikken, en was moeilijk te bezeilen. Schippers moesten zich hele stukken door gantels en langs ondiepten laten trekken. Vandaar dat zoveel dorpen aan dit soort rivieren 'drecht' in hun naam hebben; dat betekent 'doorheen trekken' of 'slepen'. Het in 1064 genoemde Sclidreth (Sliedrecht) betekent dus zoveel als 'langs slikken slepen'.

Ook op de plaats van het huidige Sliedrecht ontstonden kleine nederzettingen. In 1105 lagen hier op z'n minst Papendrecht en Hardinxsveld. Even voor 1200 stichtte de graaf van Holland tussen deze dorpen een tol of douanepost: Niemandsvriend. Het was een flink kasteel, met een omgrachte hoofd- en voorburcht en de Tolsteeg als oprijlaan. In 1356 werd de tol verplaatst naar Woudrichem. Het kasteel langs de Merwede werd toen waarschijnlijk afgebroken.

Inmiddels was rond de tol al sinds de dertiende eeuw een buurtschap ontstaan die ook Niemandsvriend werd genoemd. Hij werd omgeven door een grotere ambachtsheerlijkheid die in de dertiende eeuw Over-Slydrecht heette. De naam Lokhorst, voor Over-Sliedrecht, komt pas in de vijftiende eeuw voor, evenals de naam Naaldwijk voor het meest oostelijke ambacht. Dat heette eerder Simons Ambacht van Teilingen.

Sliedrecht overstroomde in 1421 waarop de mensen het ondergelopen dorp verlieten, naar de overkant voeren en zich daar permanent vestigden.

Om naast de bestaande bevolking van landbouwers en veeboeren werk te vinden zal niet meegevallen zijn. De overstroomde waard aan de overkant bood echter gelegenheid tot vissen, vogelen, het snijden van riet en biezen en het hakken van rijshout. Al voor de ramp hadden Sliedrechters in de verre omgeving een goede naam als gravers en dijkwerkers. Die naam hebben ze gehouden en vormde de basis voor een industrie die nog steeds bestaat.

- Henk 't Jong

advertentie
advertentie