Manegehouder moet verhuizen

25 september 2008 om 00:00 Nieuws

SLIEDRECHT - Het beroep van manegehouder P.L. Alblas tegen de goedkeuring van het vastgestelde uitwerkingsplan Deelplan 1 van het bestemmingsplan Baanhoek-West is door de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in Den Haag verworpen. De voorzitter van de afdeling, Staatsraad mr. M. Oosting, noemde de door de heer Alblas aangevoerde bezwaren tegen de besluiten van B en W en Gedeputeerde Staten ongegrond en wees daarmee het beroep van de hand. Voor de manegenhouder rest nu niets anders dan een noodgedwongen verhuizing.

Raad van State verwerpt beroep P.L. Alblas

Als exploitant van een manege op perceel Baanhoek 479, met een grootte van ongeveer 5600 m2, is Alblas bevreesd dat het plan zijn bedrijfsvoering zal gaan belemmeren. Volgens de Haagse uitspraak is het college van B en W daar wel degelijk zorgvuldig mee omgegaan. Zo blijkt, volgens de uitspraak, uit de stukken dat B en W heeft bezien welke afstand uit een oogpunt van milieuhinder, moet worden aangehouden tussen de manege op het perceel en de 250 in het uitwerkingsplan voorziene woningen.

De appellant had aangevoerd dat het plan ten onrechte betrekking heeft op een deel van het perceel. Maar volgens Staatsraad Oosting maakt het perceel, dat geheel toebehoort aan de vader van de appellant, wel degelijk deel uit van het te herontwikkelen gebied. In dat kader onderhandelen appellant en zijn vader met de ontwikkelaar van het gebied over de aankoop van het perceel. Volgens hen kan daar pas overeenstemming worden bereikt als een alternatieve locatie voor de manege is gevonden. B en W heeft een zogenaamde inspanningsverplichting op zich genomen om die verplaatsing van de manege mogelijk te maken.

Voor B en W staat vast dat een alternatieve locatie zal kunnen worden gevonden, eventueel zelfs een tijdelijke locatie als er niet snel genoeg een definitieve beschikbaar is. Gezien de bereidheid van de gemeente het planologische regime daartoe aan te passen vindt de voorzitter in zijn uitspraak dat de heer Alblas niet aannemelijk heeft gemaakt dat de manege niet binnen de planperiode kan en zal worden verplaatst.

Conclusie: appellant heeft in zijn beroep niet aannemelijk gemaakt dat B en W van Sliedrecht onredelijk was in hun opvatting dat het uitwerkingsplan voor de bedrijfsvoering van Alblas geen onaanvaardbare negatieve gevolgen heeft. Ook is er geen aanleiding op grond van de aangevoerde argumenten tot het oordeel te komen dat het bestreden besluit in strijd is met het recht.

Uitspraak afwachten

Een verzoek om een voorlopige voorziening in dit geschil is op 29 juli in een zitting behandeld. Maar meteen al hebben de betrokken partijen toen toestemming gegeven die fase over te slaan en een uitspraak in de hoofdzaak af te wachten. Die is, vorige maand, gepubliceerd.

advertentie
advertentie