Geert van Dijk
Geert van Dijk Richard van Hoek Fotografie
ECHT SLYDREGTS

De burgemeester

25 december 2020 om 23:08 Column

Het was in de tijd dat elk dorp nog een klein leger had. Van de Brug was burgemeester van een middelgroot dorp aan een rivier. Hij was zoals gebruikelijk tegelijk de commandant van het leger. Gelukkig was dit leger niet vaak nodig, want de bevolking leefde in vrede en harmonie met elkaar. Gasten en vreemdelingen bleven graag slapen in de herberg. Ze voelden zich erg welkom in het dorp. Maar op een kwade dag stond er een groepje opstandelingen op. Zij waren ontevreden over het beleid van de gemeente. Het ziekenhuis was te vol. Er werden te weinig huizen gebouwd. Er zat te veel gif in de rivier. De burgemeester kreeg de schuld van alle frustratie. Toen kwamen de demonstranten. Ze dromden samen bij de muziektent voor het gemeentehuis. Er waren spandoeken, fakkels en verfbommen. Sommige demonstranten vonden het beleid te streng. Anderen vonden het niet streng genoeg. En er waren mensen bij die geen idee hadden waar het over ging, maar die gewoon zin hadden in een opstootje. Zij hadden vuurwerk over van vorig jaar, dat ze wilden opknallen. Allerlei mensen schreeuwden door elkaar. De burgemeester kwam naar buiten om te praten. Maar hij werd ruw beetgepakt en vastgebonden. Toen bleek dat de legerleiding zich achter de opstandelingen had geschaard. In een militair arrestantenbusje werd de burgemeester afgevoerd en ergens in een weiland gedropt, ver buiten zijn geliefde dorp.

Vanaf die dag ging het met het dorp bergafwaarts. Mensen groetten elkaar niet meer, ze werden elkaars vijanden. Ze gooiden hun afval op straat en dumpten gif in de rivier. Weer gaven ze de burgemeester de schuld van alle problemen. De nieuwe legercommandant had zelfs bevolen dat wie iets goeds zei over de oude burgemeester, in de gevangenis zou komen. Het duurde niet lang of het dorp verviel tot totale anarchie. Er werd geen huisvuil meer opgehaald en de criminaliteit nam toe. Mensen liepen met wapens op zak en niemand voelde zich veilig. Vreemdelingen waren niet langer welkom. Op de deur van de herberg was een bord gespijkerd: ‘Geen plaats!’ Leuke dingen werden niet meer georganiseerd. Zelfs het tweejaarlijkse modderfeest werd afgeblazen. Alleen stiekem durfde soms een enkeling te zeggen: ‘Was de oude burgemeester er nog maar!’ Maar dan waren er altijd mensen die zeiden: ‘Wat!? Hij is de schuld van alles. Denk er maar eens aan wat ‘Van de Brug’ in het Frans betekent. Ik zeg je: het is een complot! Hij heeft zelf al die rommel in de rivier gegooid! Bovendien kunnen we prima zonder hem: er staan wel achttien mensen klaar om zijn plek in te nemen!’

De burgemeester hoorde deze berichten vanuit zijn schuilplaats op een heuvel in de polder. Het maakte hem erg verdrietig. Hij vroeg zich af hoe hij de mensen weer voor zich zou kunnen winnen. Natuurlijk kon hij burgemeesters van andere dorpen vragen om oorlog te voeren en zijn dorp terug te veroveren. Maar, hoeveel onschuldige slachtoffers zouden daarbij vallen? Bovendien: zouden ze hem dan niet altijd blijven zien als de aanvaller? De burgemeester bedacht iets anders. Hij trok oude kleren aan en verkleedde zich als een arme zwerver. Langs de kant van de weg vond hij een gedeukte cowboyhoed. Hij had inmiddels een baard gekregen. Geen mens zou hem herkennen. Van de Brug wandelde terug naar zijn dorp. Daar schrok hij van de ravage op straat en het achterstallige onderhoud van de huizen. Bij een oude watertoren, tussen de dijk en de rivier was een braakliggend terrein. Daar sliep hij in een verlaten fabriekspand op een oude matras. Bij het krieken van de dag stond hij op. Met een afvalprikker en een vuilniszak begon hij overal op straat afval op te rapen. Hij groette iedereen vriendelijk en maakte een praatje met wie hij tegenkwam. Na een paar weken had hij een berg afval verzameld, zo hoog als een huis. Toen begon hij van dat oude afval meubels te maken, die hij weer verkocht. Steeds meer mensen kwamen bij hem kijken. Ze verwonderden zich erover dat hij van zo veel oude rommel zulke prachtige dingen kon maken. En ze werden getroffen door zijn vriendelijkheid. Bovendien kon hij heerlijke moddermolentjes bakken. Dat waren koekjes met korreltjes suiker. Niemand kwam op het idee dat deze aardige man hun eigen burgemeester was. Iedereen begon zijn manier van leven over te nemen en de rommel op straat op te ruimen. Er begon weer een vlammetje van hoop te branden in hun kille harten.

De als zwerver verklede Van de Brug wist de mensen ervan te overtuigen dat ze hun oude burgemeester nooit hadden moeten wegsturen. Uiteindelijk begon iedereen dat in te zien en te geloven. Met tranen in de ogen riepen ze uit: ‘Maar hoe zou onze burgemeester ooit terug kunnen komen? We hebben geen idee waar hij is! We durven hem niet onder ogen te komen, want we hebben hem schandalig behandeld.' Op dat moment ging de zwerver staan, deed zij verfomfaaide hoed af, en zei: ‘Ik ben jullie burgemeester. Ik ben naar jullie nedergedaald om jullie vertrouwen terug te winnen. Ik verwijt jullie niets. Laten we samen bouwen aan een vreedzame samenleving.' Hij gooide zijn hoed in de lucht en een gejuich steeg op uit de menigte. Wat de burgemeester niet had kunnen bewerken met geweld, had hij bereikt door zijn liefde.

En de mensen in het dorp aan de rivier leefden nog lang en gelukkig.

door Geert van Dijk

Speciaal voor Het Kompas Sliedrecht schreef Geert van Dijk een extra lange kerstcolumn. Geert van Dijk is in het dagelijks leven predikant aan de NGK en GKv in Sliedrecht.

Marjanne Dijkstra

advertentie
advertentie